Vuren
In Nederland is vuren de meest gebruikte naaldhoutsoort. Het is makkelijk te bewerken. De kleur van vuren is bleek tot witachtig geel met een zachte en grove tekening en bevat noesten. Vuren is een relatief zacht en makkelijk te verven houtsoort. Vuren wordt gebruikt voor binnenkozijnen, trappen, stijl- en regelwerk en kapconstructies
Andere namen:
Archangel, Duits, Fins, Inlands, Middeneuropees, Noors, Onega, Oostenrijks, Russisch, Zweeds vuren, gewone spar, fijnspar (Nederland), epicéa, vuren (België), Fichte, Rottanne, Haselfichte (Duitsland), kuusi (Finland), epicéa, sapin blanc (Frankrijk), european spruce, whitewood, white deal (Groot-Brittannië), abete rosso, picea (Italië), omorika (Joegoslavië), gran (Scandinavië).
Botanische naam:
Picea abies (L.) Karst (= P. excelsa L.)., P. spec.div..
Familie:
Pinaceae.
Groeigebied:
Europa, Noord-Azië.
Boombeschrijving:
Hoogte gemiddeld 35 m. De rechte cilindervormige takvrije stam is ongeveer 20 m lang en heeft een diameter van 0,6-1,2(-1,8) m. De naam van de boom, in Nederland fijnspar genaamd, wijkt duidelijk af van de naam van het hout. De fijnspar is een bekende boom vanwege het feit dat de jonge bomen als kerstboom worden gebruikt. In het Roemeense Karpatengebergte worden boomhoogten van 60 m bereikt, waarbij de doorsnede 1,8 m kan zijn.
Aanvoer:
Gekantrecht. Doordat vuren in Nederland en andere landen een belangrijke, veel aangevoerde houtsoort voor de bouw is, zijn, behalve voor rondhout, de handelsafmetingen voor het uit Noord- en Midden-Europa geïmporteerde hout genormaliseerd. In het Midden-Europees vuren bevindt zich meestal een klein percentage dennen (Abies alba Mill.). Inlands vuren wordt voornamelijk als rondhout en gekantrecht hout op de markt gebracht.
Houtbeschrijving:
Er is geen kleurverschil tussen kernhout en spint. Bij pas geschaafd hout is de kleur bijna wit tot bleek geelbruin, na langdurige blootstelling aan licht en lucht wordt het geelbruin. Evenals de andere naaldhoutsoorten uit de gematigde luchtstreken vertoont vuren een duidelijk kleurverschil tussen het lichte vroeghout en het donkerdere laathout. Op kwartiers gezaagd hout geeft dit een streeptekening en op dosse gezaagd hout een vlamtekening te zien.
Vuren is harshoudend, maar de opvallende harsgeur zoals die bij grenen voorkomt, ontbreekt. In vuren komen zogenaamde harszakken voor, ruimtes in het hout gevuld met hars, dat na openzagen eruit kan lopen. Soms worden in vuren smalle donkerder (rood) gekleurde banen aangetroffen. Dit komt door de aanwezigheid van drukhout (reactiehout), dat als een natuurlijk gebrek moet worden gezien. Vuren met drukhout is brosser en heeft een grotere krimp (vooral lengtekrimp) dan normaal hout. Vuren komt voor in zeer uiteenlopende groeigebieden met zeer verschillende klimatologische omstandigheden. Als gevolg hiervan treedt er een grote variatie op in groeiringbreedte, volumieke massa, fijnheid van de cellen en aantal en grootte van de kwasten. Op uiterlijke kenmerken zijn vuren en dennen moeilijk van elkaar te onderscheiden. De structuur van dennen is meestal wat grover dan van het Noord-Europese vuren. In tegenstelling tot het geslacht Picea (vuren) bevat het geslacht Abies (dennen) geen harsgangen. Harsgangen zijn op een met een scherp mes aangesneden kops vlak met een 10x vergrotende loep goed waarneembaar.
Houtsoort:
naaldhout
Draad:
Recht.
Nerf:
Fijn.
Volumieke massa:
(300-)460 (-620) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 520-1100 kg/m3. De volumieke massa is sterk afhankelijk van de groeiomstandigheden.
Werken:
Middelmatig.
Drogen:
Snel, waarbij drukhout of schuin draadverloop, dat altijd wel enigszins aanwezig is, krom- of scheluwtrekken kan veroorzaken. Zorgvuldige stapeling kan dit tegengaan. Vers gezaagd hout dient direct na het zagen op latten te worden gezet om verkleuring door aantasting van blauwschimmel te voorkomen. Bij versneld drogen van vuren wordt meestal niet hoger dan 50-55 °C gegaan om de kleur van het hout blank te houden en om vervorming en scheurvorming van vooral dikker hout tegen te gaan. Een nadeel van het drogen van dun vuren bij temperaturen van 70 °C of hoger is de toename van het aantal losse kwasten. Van deze zeer harde losse kwasten blijven bij het schaven soms stukjes in het beitelblok zitten, waardoor diepe groeven in het hout kunnen ontstaan.
Bewerkbaarheid:
Vuren laat zich zowel met de hand als machinaal vrij gemakkelijk bewerken. Vooral de groeiringbreedte en de grootte en het aantal kwasten hebben een grote invloed op de bewerkbaarheid. Vooral vuren met smalle groeiringen laat zich goed bewerken.
Spijkeren en schroeven:
Goed.
Lijmen:
Goed.
Buigen:
Niet bekend.
Oppervlakafwerking:
Goed. Met uitzondering van afwerkmiddelen op polyesterbasis waarbij de filmvorming en droging kunnen worden gehinderd bij de aanwezige harszakken.
Duurzaamheid:
Kernhout
Schimmels 4.
Hylotrupes G.
Anobium G.
Termieten G.
Spint
In tegenstelling tot andere houtsoorten wordt vurenspint na droging beschouwd gelijkwaardig (duurzaamheid en andere eigenschappen) te zijn aan kernhout voor de meeste toepassingen.
Sterkteklasse:
Vuren is volgens NEN 5498 ingedeeld in sterkteklasse:
– K17 (kwaliteitsklasse C, KVH 2000).
– K24 (kwaliteitsklasse A/B, KVH 2000).
Impregneerbaarheid:
Kernhout 3-4.
Spint 3v.
Er zijn echter technieken ontwikkeld die, voor bepaalde toepassingen, toch een goed resultaat geven.
Bijzonderheden:
In Noord-Amerika komen een aantal Picea- soorten (spruce) voor, waarvan sitka spruce apart wordt beschreven. Andere Picea-soorten worden gemengd met andere soorten aangevoerd. Zie de spruce-pine-fir-beschrijving. De eigenschappen van deze verwante soorten komen grotendeels overeen met met die van Europees vuren.
Toepassingen:
Vuren kan voor heel veel doeleinden worden toegepast. De variatie in kwaliteit is bij deze houtsoort groot en daarom zal de kwaliteit in de regel het gebruiksdoel bepalen. Gezien de natuurlijke duurzaamheid van vuren zal voor bepaalde toepassingen een behandeling met een verduurzamingsmiddel de gebruiksduur aanzienlijk kunnen verlengen. Gebruik in de bouw voor dragende constructies (al of niet gelamineerd) kozijnen, puien, ramen, deuren, trappen, vloeren, binnen- en buitenbetimmeringen, balkhout, kasten, kastplanken, lijstwerk, bekistingen, schuren, heipalen enz. Voor emballagedoeleinden worden grote hoeveelheden vuren (mede omdat het geen geur verspreidt) voor pallet-, kisten- en krattenfabricage, vaten en houtwol gebruikt. Andere toepassingen zijn goedkope meubelen, boompalen, hekpalen, spaanplaat, triplex enz. Vurenhout is de belangrijkste grondstof voor de bereiding van krantenpapier en cellulose. Bijzonder mooi is het langzaam en gelijkmatig gegroeide klankbodemhout voor muziekinstrumenten (het zogenaamde Resonanzholz (resonantiehout) dat afkomstig is uit de Karpaten, de Alpen, Bohemen en Bosnië.
Kwaliteitseisen:
Voor vuren is in 1998 en 2000 een Nederlandse norm verschenen in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 2000), NEN 5466 Houtsoort Europees vuren, Europees grenen en Europees lariks.
Europees vuren (met bijmenging van dennen, = Abies spec.), wordt genoemd in de in 1983 verschenen Nederlandse norm in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 1980), NEN 5491 Heipalen – Europees naaldhout.
Europees vuren (met bijmenging van dennen, =Abies spec.), wordt genoemd in de in 1985 verschenen Nederlandse norm in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 1980), NEN 5492 Rondhoutpalen (van Europees naaldhout).
Vuren is genoemd in de KVT\’95, Kwaliteit van houten gevelelementen. Dit betekent dat met vuren kozijnen met KOMO-productcertificaat kunnen worden vervaardigd.
Vuren wordt genoemd in de beoordelingsrichtlijnen (BRL):
– BRL 0601 Houtverduurzaming onder vacuum en druk. Betreft de impregneerbaarheid van de houtsoort.
– BRL 1701 Gelijmde dragende houten bouwconstructies.
– BRL 1704 Gevingerlast hout en verlengd plaatmateriaal.
– BRL 2301 Naaldhout.
– BRL 2351 Mestbassins van hout.
– BRL 2902 Gelamineerd hout voor niet-dragende toepassingen.
– BRL 2905 Gezaagd Europees naaldhout voor waterbouwkundige toepassingen.
– BRL 9021 Houten buitenbergingen.